Hoewel de veenmol een vrij zeldzaam soort schijnt te zijn, hij staat zelfs op de lijst van beschermde soorten, is hier niets van te merken in de veenrijke polders van de Krimpenerwaard. De veenmol, ook wel molkrekel of aardkreeft genoemd (die namen doen sowieso meer recht aan zijn excentrieke look), zijn ze in het veenweidegebied geen ongewone verschijning. Wie nog nooit een veenmol heeft gezien, vermoedt sowieso dat het gaat om een exotisch creatuur. Rekening houdend met het feit dat de veenmol houdt van de zachte veengrond in de buurt van water, is het niet geheel onverwacht dat de veenmol in de Krimpenerwaard geen zeldzaam geval is. Een plaag wil ik het niet noemen, maar de definitie forse overlast wanneer de veenmol huishoudt in je moestuin is zeker geen understatement.
De veenmol doet zijn naam eer aan in Berkenwoude. Hij vertoeft graag in het veen en graaft zich door die heerlijke, vochtige bodem heen. Veenmollen behoren tot de familie van de krekels en zijn echte gravers. Al gravend banen ze zich een weg door de tuin heen op zoek naar insectenlarven, wormen en rupsen (van dat laatste merken we helaas niets) en komen uiteraard onderweg een hoop sappige plantenwortels tegen die eveneens vrolijk worden doorgeknaagd. Ze laten een spoor van dode planten achter met van die typische, zichtbare holletjes in de grond. We zijn gesteld op biodiversiteit, voelen ons vereerd dat de veenmol ook hier zijn plek heeft gevonden, maar gezien het tempo waarmee hij zijn weg eet door onze moestuin, hebben we na wat wikken en wegen toch besloten hem niet helemaal zijn gang (letterlijk) te laten gaan. We bezinden ons op een plan van aanpak.
Een veenmolvrouwtje maakt een nest met 200 tot 300 eitjes (en het duurt vervolgens tot wel 2 jaar voor de eitjes zijn uitgegroeid tot volwassen veenmollen). De moeder zoekt een zonrijk plekje voor het nest, waarbij de diepte kan varieren tot net onder de grond tot wel 35 centimeter en ze zelfs haar nest hoger en lager laat varieren. In ons geval zat ik letterlijk in de nesten; terwijl ik onkruid aan het trekken was tussen snijbonen trof ik een wel heel bijzonder tafereel. Ik ben bekend met veenmollen, weet dat ze in de moestuin zitten, maar het duurde even voor ik dit geheel kon definieren. Een nest met zowel eieren als nimfen van de veenmol. Voor alles is een eerste keer en nu was het een geluk bij een ongeluk dat we dit nest direct konden ruimen, maar je kunt ze dus ook actief zoeken in de buurt van afgestorven loof en holletjes. In ons geval scheelt het misschien wel 200 veenmollen en daarmee (mogelijk) 17 weggevreten bonenplanten, 13 mislukte erwtenoogsten en een heel veld vol verdord wortelloof.
Waar het ene jaar de veenmollen elke zomeravond vrolijk fluiten en de schade te overzien is en we het op zijn beloop laten, hebben we tot nu toe één jaar (om nog enige oogst te redden) moeten ingrijpen. Sowieso strooien we onder geen geding met potten insectenverdelger, zogenaamde biologische (gif)korrels of bestrijdingsmiddelen in poedervorm in de rondte, dus verdiepten we ons in de wonderlijke wereld van de veenmol en zijn plek in het ecosysteem en het voedselweb. Er blijkt een vrij eenvoudige, natuurlijke aanpak: parasitaire aaltjes, zogenoemde nematoden. De natuurlijke bestrijders van de veenmol. We bestelden een zakje met onzichtbare beestjes (want zo klein zijn ze), vermengden ze in de juiste verhouding met water in gieters en deden een rondje gieteren in de getroffen bakken. Dit had voldoende positief effect: de plaag werd overlast en de overlast werd enkel nog zichtbare aanwezigheid. Daar kunnen we mee leven, want ergens is het natuurlijk best wel tof de meest spectaculaire geleegpotige in grote getalen in de achtertuin te hebben en bij zonsondergang te genieten van een tjirpend veenmollenkoor.